Hoe komt het over?
Van iedere uitspraak gaan we op deze website na hoe deze overkomt bij een doelgroep. Daarvoor is een doelgroepindeling nodig die logisch, consistent en compleet is. Dan kunnen de meeste Nederlanders zich herkennen in een van de doelgroepen en beschikken wij over een helder overzicht om de ontvangst van uitspraken te duiden.
Op advies van Farid Tabarki van Studio Zeitgeist is gekozen voor een indeling in zes groepen, afkomstig uit het SCP-rapport Verschil in Nederland (gepubliceerd in 2014 met een update in 2021). Voor de doelgroepbeschrijving hebben we verder gebruik gemaakt van een artikel in Trouw uit 2014. Om concreet te maken hoe een boodschap wordt ontvangen, hanteren we per groep twee denkbeeldige groepsleden (persona’s) waarvan de beleving wordt geschetst.
Inleiding
Naast een boven- en een onderklasse telt deze indeling vier groepen waarvan de leden zich met de eigen groep identificeren en die sociaal en ruimtelijk gescheiden leven van andere groepen. De twee groepen aan de onderkant (samen 30%) geven hun leven een zes, de andere groepen meer dan 7,5.
Naast de sociale positie valt op dat knappe, fitte mensen met veel zelfvertrouwen het op de arbeidsmarkt veel beter doen dan mensen die op dit punt wat minder scoren. Bij allochtonen is sprake van beperking van kansen door taalachterstand, botsende waarden (mede op basis van religie) en discriminatie. Daarnaast leeft woede bij autochtonen die het minder getroffen hebben.
Al met al staat sociale samenhang in Nederland onder druk door verschillen in kansen, maatschappelijke positie en opvattingen. Daarvoor zijn oorzaken op vier gebieden:
- economisch kapitaal: inkomen, opleiding, beroep
- persoonskapitaal: fysieke gezondheid, mentale gezondheid, zelfvertrouwen, aantrekkelijkheid
- sociaal kapitaal: netwerken met de nadruk op professioneel (collega’s), sociaal (vrienden en kennissen) en instrumenteel (mensen die wat voor je kunnen doen, bijvoorbeeld bij het vinden van werk).
- cultureel kapitaal: kennis van maatschappelijke codes en bereidheid deze na te leven.
Zwakkeren verder in het nauw
Tussen 2014 en 2019 bleef de omvang van de zes groepen stabiel. Sinds 2020 is de groep Jonge kansrijken gegroeid van 12 naar 15% door een toename van hogeropgeleiden en werkenden. De omvang van het Precariaat nam af van 13 naar 9% door groeiende vaardigheden, toename van sociale contacten en een hogere sterfte in deze groep.
Tijdens de coronacrisis zijn de verschillen rond werkzekerheid, gezondheid en sociale contacten vergroot. Door gebrek aan kapitaalbuffers zijn de zwakkeren nog verder in het nauw gekomen.
Hier volgen de zes doelgroepen waarover het gaat.
Gevestigde bovenlaag (15%)
Deze groep is hoog gesitueerd qua opleidingsniveau, inkomen en vermogen. Er zitten relatief veel zelfstandigen en gepensioneerden bij, veelal samenwonend en autochtoon, in bezit van een koopwoning met forse overwaarde. Verder heeft deze groep veel mentaal kapitaal, een luxueuze leefstijl met een uitgebreid sociaal en instrumenteel netwerk en een zeer gunstige positie op de arbeidsmarkt. De leeftijd is middelbaar (35-64), gemiddeld 52, met een goede fysieke en mentale gezondheid.
Jonge kansrijken (13%)
Deze groep woont vooral in het westen en bestaat onder meer uit studenten en zelfstandigen, daarnaast veel alleenstaanden en jongeren (gemiddelde leeftijd is 36). Bijna hetzelfde opleidingsniveau als de Gevestigde bovenlaag, maar qua inkomen en vermogen veel lager. Er zijn veel huurwoningen, bij koopwoningen is sprake van weinig overwaarde. Dit is de hoogste scorende groep op het gebied van digitale vaardigheden, beheersing Engels, gezondheid en fysieke aantrekkelijkheid. Tevens een uitgebreid sociaal en instrumenteel netwerk. De groep bevat veel niet-westerse migranten, zonder dat sprake is van een religieuze binding: ze bezoeken zelden een gebedshuis.
Werkende middengroep (27%)
Dit is de grootste sociale groep met een grote spreiding in leeftijd (gemiddeld 42). Meestal gezinnen met kinderen. Het economisch kapitaal is bovengemiddeld, de andere kapitaalvormen zijn wat lager. De leden van deze groep wonen meestal in een koophuis met beperkte overwaarde. Het instrumenteel netwerk is klein, het sociaal netwerk is redelijk. De arbeidsdeelname is hoog, meestal in loondienst.
Comfortabel gepensioneerden 17%
Deze groep met een gemiddelde leeftijd van 65 (minimaal 50) is laag opgeleid, heeft een redelijk inkomen en een behoorlijk vermogen. De leefstijl kan luxueus worden genoemd. Ze wonen vaak in een koophuis met overwaarde en genieten ouderdomspensioen. Er is veel mentaal en esthetisch kapitaal, fysiek minder. Het cultureel kapitaal is beperkt door een slechte beheersing van Engels en achterblijvende digitale vaardigheden. Ze bezoeken vaak een gebedshuis en staan gereserveerd tegenover de EU.
Onzekere werkenden 14%
Deze groep heeft een gemiddeld opleidingsniveau, terwijl het inkomen aan de lage kant is. Het mentale kapitaal is gering, terwijl de beheersing van Engels en digitale vaardigheden juist heel redelijk zijn. Er zijn veel migranten en eenoudergezinnen in deze groep, ook het aantal vrouwen is bovengemiddeld. Ze hebben een redelijk sociaal netwerk en een kleiner instrumenteel netwerk. De leeftijd is middelbaar en daaronder (25-64), gemiddeld 41. De positie op de arbeidsmarkt is vaak onzeker evenals de vermogenspositie. Veel huurwoningen, bij koophuizen staat de hypotheek vaak onder water.
Net als het Precariaat geeft deze groep zichzelf een lage score op de maatschappelijke ladder, de score daalde zelfs in de periode dat hun gemiddelde kapitaal toenam. Het verschil in ervaren status is dus groeiende en ze zijn ook veel minder tevreden met hun eigen leven dan de vier bovengenoemde groepen. Ook leeft in deze groep een forse reserve tegen de EU.
Precariaat (15%)
Deze groep heeft een grote spreiding in leeftijd (gemiddeld 62), er zijn relatief weinig jongeren en veel alleenstaande ouderen, veel migranten en vrouwen. Ze bezoeken vaak een gebedshuis. In sociaal-economisch opzicht is deze groep kwetsbaar: weinig kapitaal, weinig opleiding, vaak een uitkering of een karig pensioen. Vaak wonend in een huurwoning, nauwelijks vermogen.
Deze groep is fysiek het minst gezond, onder meer door overgewicht. De digitale vaardigheden zijn gering, evenals de beheersing van Engels. De sociale netwerken zijn in beperkte mate aanwezig, instrumentele netwerken zijn er nauwelijks. Deze groep heeft veel gemeen met de Onzekere werkenden: een lage zelfscore op maatschappelijke ladder, ook als het perspectief verbetert, dus een groeiend verschil in ervaren status. Ze zijn ook veel minder tevreden met eigen leven dan de eerste vier groepen en scoren laag op de stelling ‘De meeste mensen zijn te vertrouwen’.